maandag 28 april 2014

Brielle: de Watergeuzen (1572)



Op 1 april verloor Alva zijn bril.” Dit korte gedichtje leerden generaties kinderen uit hun hoofd, in de tijd waarin je voor het vak geschiedenis nog jaartallen op moest kunnen dreunen. Het rijmpje moest de schoolkinderen helpen om een belangrijke gebeurtenis te onthouden die zich afspeelde op 1 april 1572. Sommigen beweren (onterecht overigens) dat onze oer-Hollandse traditie om elkaar op 1 april even flink een loer te draaien hier is ontstaan. Het rijmpje roept in ieder geval de nodige vragen op. Wie was die Alva eigenlijk? En waarom was het zo belangrijk dat hij zijn bril kwijtraakte?

Laten we bij het begin beginnen. Alva, bijgenaamd 'de IJzeren Hertog' was sinds 1567 landvoogd van de Nederlanden. Dat verdient wat toelichting. In de 14e eeuw bestond wat nu Nederland en België is uit een groot aantal losse gewesten die het bezit waren van graven, hertogen en bisschoppen. Door erfopvolging kwamen onder andere Holland, Zeeland, Vlaanderen, Brabant en Limburg in handen van de machtige Habsburg-familie, die de Duitse keizers leverde. In 1506 werd Karel V de baas over de Nederlanden. Hij werd dankzij gunstige erven heerser over een wereldrijk: keizer van Duitsland, aartshertog van Oostenrijk, koning van Spanje en Portugal (en daarmee de Amerikaanse veroveringen), koning van Napels, Sicilië en Sardinië en dus heer der Nederlanden. Men zei wel dat in zijn rijk de zon nooit onder ging. Karel wist ook de overige Nederlandse gewesten (waaronder Utrecht, Gelre, Overijssel, Friesland, Groningen, Drenthe) bij zijn rijk te voegen en verklaarde deze ‘Zeventien Provinciën’ voor altijd ondeelbaar, een bij elkaar horend gebied. De basis voor Nederland was gelegd.
Omdat zo’n enorm rijk zonder moderne communicatiemiddelen zoals telefoon en e-mail nauwelijks door één man te besturen was, stelde de keizer plaatsvervangers aan in de verschillende gebieden. Zo werden de verschillende Nederlandse gewesten toegewezen aan een stadhouder (letterlijk: plaatsvervanger) en kwamen de Zeventien Provinciën onder bestuur van een landvoogd. Karels opvolger Filips II nam dit systeem over. Hij was degene die Alva tot landvoogd van de Nederlanden benoemde.

Had Alva slechte ogen? Niet bij mijn weten. Het kinderrijmpje gaat echter niet echt over de bril van Alva. ‘De bril’ is een verbastering van het Hollandse vestingstadje ‘Den Briel’, nu beter bekend onder de naam Brielle. Op 1 april 1572 raakte Alva dus Den Briel kwijt en dat was blijkbaar zo’n belangrijke gebeurtenis dat deze eeuwen later nog altijd in het geheugen van de Hollandse jeugdigen werd geprent. Dit is het verhaal dat Den Briel een beroemd plaatsje heeft gemaakt. Het verhaal van de Watergeuzen.

Op het voormalig eiland Voorne, tussen Rotterdam en de Noordzee in, ligt het kleine Middeleeuwse plaatsje Brielle. Slechts 12.000 inwoners wonen tegenwoordig in dit stadje aan het water. Een bezoekje aan Brielle is zeker de moeite waard. En dan niet alleen omdat het door de ligging aan het Brielse Meer (ooit onderdeel van de Maasmonding en daardoor een verbinding met Rotterdam) een mooi recreatiegebied is. De oude vesting is nog vrijwel helemaal in tact. De stadswallen, bastions en enkele stadspoorten zijn nog steeds te bewonderen.
Ik bezoek Brielle in juni 2013. We zijn met de familie een weekeindje weg in het nabijgelegen Hellevoetsluis en kunnen dan natuurlijk niet om de toeristische trekpleister aan het Brielse Meer heen. We vallen met onze neus in de boter: het culturele festival ‘Brielle achter de voordeur’ is nét die zaterdag. Culturele instellingen in Brielle openen de deuren en overal zijn activiteiten en optredens. Een operazangeres op een balkon op de Markt, levend ganzenbord in de kerk, een schunnige bordeelact in een zijkamer van diezelfde kerk (of all places…), een whodunnit moordspel in een zeer oude café, een piepshow waar je een kijkje mag nemen achter het gordijn (ik laat het aan de verbeelding van de lezer over om te bedenken wat daar dan wel te zien was), nonnen die een klucht opvoeren op een terras, en nog vele andere toneel- en muziekvoorstellingen. Regen en harde windstoten gooien toch wel een beetje roet in het eten van de organisatie, de buitenactiviteiten kunnen vaak niet doorgaan. Toch is er het nodige volk op de been en heerst er tussen de buien door een gezellige drukte.

Tijdens mijn wandeling door cultureel Brielle, kom ik enkele opvallende beelden en plakkaten tegen die verwijzen naar de gebeurtenissen van 1 april 1572. Zo is er een goed onderhouden gevelsteen op het gebouw van het Geuzengesticht 'Wilhelmus van Nassauen'. Een goede bewapende baardmans staat aan de kade te zwaaien met de Nederlandse vlag. Op de vlag staat ‘Pro patria’ geschreven: voor het vaderland. Elders in Brielle staat een bronzen beeld van een man zwaaiend met een vlag: ‘de Vendelzwaaier’. Ook al een verwijzing naar de al eerder genoemde Watergeuzen, de helden van de stad. Op het Asylplein staat ‘de Zeenimph’, oprijzend uit zee en met het wapen van de Oranjes in haar hand. Met haar andere hand wijst ze naar de Maas, waar in 1572 die Watergeuzen op het toneel verschenen. Een gevelsteen bij de Noordpoort vermeldt: “Hier ter plaatse rammeiden de Watergeuzen de Brielsche Noordpoort op dinsdag 1 april 1572 des avonds ongeveer half negen.” Weten we dan ook weer. Ook Willem van Oranje, vader des vaderlands, wordt in Brielle vereerd met een standbeeld.

Bij hem begint het verhaal van de Watergeuzen. Willem van Oranje was de leider van de Opstand, de oorlog die de Hollandse gewesten in de 16e en 17e eeuw voerden tegen de koning van Spanje. Deze strijd, die beter bekendstaat als de Tachtigjarige Oorlog, zou uiteindelijk leiden tot het ontstaan van Nederland als een onafhankelijk land en speelt dus een zeer voorname rol in onze vaderlandse geschiedenis.
Karel V liet zich bij het bestuur van de Nederlanden adviseren door een raad van Nederlandse edelen. Eén van die edelen was Willem van Oranje, een vertrouweling en misschien zelfs wel vriend van keizer Karel.
De heerschappij van Karel V viel samen met de opkomst van de Reformatie in Europa: religieuze groeperingen die het niet langer eens waren met de leer van de heersende katholieke kerk en die zich daarvan afsplitsten. Protestanten werden ze ook wel genoemd. De katholieke Karel weigerde de nieuwe christelijke stromingen toe te staan en begon met de vervolging van protestanten. Hij kon de godsdienststrijd echter niet winnen en in 1555 trad hij teleurgesteld terug. Bij zijn aftreden leunde de oude keizer op de schouder van Willem van Oranje. Karels enorme rijk werd gesplitst en zijn streng katholieke zoon Filips II volgde hem op als koning van Spanje én heer van de Nederlanden. Zo werden de Zeventien Provinciën een deel van het Spaanse koninkrijk. En daarmee begonnen de problemen echt.

Ook in de Nederlanden had de Reformatie namelijk voet aan de grond gekregen. Vooral de strenge leer van de Fransman Johannes Calvijn sloeg in de Nederlandse gewesten aan.  Steeds meer Nederlanders verlieten de katholieke kerk. Filips II trad hard op tegen deze ‘ketters’. Althans, dat liet hij voornamelijk uitvoeren door zijn landvoogd. Zelf leidde hij een sober en teruggetrokken leven in Madrid van waaruit hij zijn rijk trachtte te besturen. Zijn kerkelijke rechtbank, de Inquisitie, vervolgde protestanten te vuur en te zwaard en schroomde niet om vermeende ketters op de brandstapel te zetten.
Een groep vooraanstaande Nederlandse edelen diende in april 1566 een smeekschrift in bij landvoogdes Margaretha van Parma met het verzoek aan de koning om de wrede vervolging door de Inquisitie te stoppen. Willem van Oranje, door Filips II benoemd tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, was een van hen. Een adviseur van Margaretha van Parma bespotte hen alsvolgt: “Ce ne sont que de gueux”, het zijn slechts bedelaars. Margaretha’s adviseur bedoelde het uiteraard als belediging, maar kon niet vermoeden dat de term ‘Geus’ een heldennaam zou worden. Enkele dagen later waren enkele edelen aan het napraten over de gevolgen van het smeekschrift. De eerste leider van de Opstand, Hendrik van Brederode (‘de Grote Geus’ genoemd), bracht bij die gelegenheid een toost uit op de Spaanse koning en zou daarbij hebben gezegd: “Men heeft ons geuzen genoemd. Welnu, wij zijn het. Daarom ook een dronk op onszelf. Leve de geuzen!” De Geuzen, waar in Brielle zo trots naar wordt verwezen, waren geboren. Ze gingen als herkenningsteken een bedelnap en een (geuzen)penning dragen en al snel deed iedereen die de opstand een warm hart toedroeg hieraan mee..

De protestanten lieten zich ondanks de gruwelen van de Inquisitie niet de wet voorschrijven door de Spaanse vorst. Ze organiseerden illegale kerkdiensten in de open lucht, de zogenaamde hagenpreken. In augustus 1566 liep zo’n hagenpreek volledig uit de hand en een opgehitste menigte trok naar de plaatselijke katholieke kerk om daar een enorme ravage aan te richten: kostbaarheden en beelden werden uit de kerk gesloopt. In andere plaatsen volgden protestanten dit voorbeeld. Deze gebeurtenis is de geschiedenis in gegaan als de Beeldenstorm. Het was het voorspel tot een oorlog die dus 80 jaar zou gaan duren.
Voor Filips II was de maat vol na de vernielingen die in zijn kerken waren aangericht. Hij stuurde zijn vertrouweling de hertog van Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. In het kielzog van Alva marcheerde in 1567 een groot Spaans leger van 10.000 soldaten de Nederlanden binnen. De orde moest met harde hand worden gehandhaafd, zo was de opdracht die Alva mee had gekregen. En dat deed Alva. ‘De IJzeren Hertog’ liet in een paar jaar tijd zeker 1000 mensen executeren en nog duizenden meer werden ondervraagd en/of verhoord.
Veel van de edelen die betrokken waren geweest bij het smeekschrift hadden de komst van Alva niet afgewacht en waren naar het buitenland gevlucht. Zij waren bang om door Alva als verrader aangemerkt te worden. Willem van Oranje ging naar het kasteel waar hij geboren was, Slot Dillenburg in Nassau (Duitsland). Alva, die tot nieuwe landvoogd werd benoemd, ontnam Willem en de andere gevluchte edelen al hun bezittingen in de Lage Landen.

Met de nodige moeite wist Willem van Oranje een huurlingenleger samen te stellen. Hij moest daarvoor vrijwel al zijn bezittingen verpanden. Samen met zijn broers ging hij in 1568 in de aanval. Op verschillende plaatsen probeerden ze de grens over te steken en brandde de strijd met de Spanjaarden los. De Opstand was begonnen. De eerste openlijke veldslag bij Heiligerlee leverde nog wel een succesje op, maar daarna bleven verdere overwinningen uit. Eigenlijk had Willem verwacht dat steden en volk enthousiast de kant van de opstandelingen zou kiezen en mee zouden vechten aan de kant van het huurlingenleger, maar dat enthousiasme bleef uit. Teleurgesteld en bankroet trok Willem van Oranje zich terug in Dillenburg. De Opstand tegen de Spanjaarden leek al in een heel vroeg stadium voorbij te zijn.

En toen was het tijd voor de Geuzen om hun plek in de geschiedenisboeken op te eisen. Zij zorgden ervoor dat de Opstand voort bleef duren. Het waren de Geuzen (eigenlijk de Watergeuzen) die de Opstand redden. Maar wie waren eigenlijk die Geuzen? In het begin was het zoals gezegd de erenaam voor de edelen die openlijk hun onvrede hadden geuit bij de landvoogdes. Maar uiteindelijk werd het de naam voor een zeer gemengde groep die vooral vanaf het water de strijd aanbond met de Spanjaarden. Onder deze Watergeuzen bevonden zich gevluchte edelen, die hun in beslag genomen bezittingen terug wilden veroveren. Daarnaast gevluchte calvinisten, werkloze zeelui, avonturiers maar ook allerlei misdadigers. De Watergeuzen vormden een rauw stel dat niet terugschrok voor een littekentje meer of minder. De meesten van hen hadden niets te verliezen en hadden geen bezittingen meer die ze verwachtten terug te krijgen. En daar leefden ze naar.
Zo was er Willem van der Marck, heer van Lumey, die lange tijd admiraal was van de Watergeuzen. Deze wrede edelman had zich bekeerd tot het calvinisme en was betrokken bij de (mislukte) invasiepogingen van Willem van Oranje. Lumey werd berucht door zijn roof- en plundertochten en de gewelddadigheid waarmee hij katholieken aanpakte. Mishandeling en doodslag vind hij acceptabel als het aankwam op de ‘katholieke aartsvijand’.
Een andere beroemde Geuzenleider in dit verhaal is Willem Blois van Treslong. Ook hij ontvluchtte de Nederlanden toen Alva kwam. Blois van Treslong vocht mee in de Slag bij Heiligerlee nadat zijn broer was geëxecuteerd door Alva. Hij werd later benoemd tot admiraal van Holland en Zeeland en zou een aanzienlijk schoner blazoen houden dan ‘papenhater’ Lumey.

Alva zag de Watergeuzen in ieder geval niet als dappere verzetsstrijders, maar als ‘bouffen en piraten’. En dat waren ze ook. De Watergeuzen hielden zich hoofdzakelijk bezig met piraterij. Ze overvielen vijandelijke schepen op de Noordzee, Zuiderzee en Waddenzee. Zo voorkwamen ze bevoorrading van de Spaanse troepen. Belangrijke havensteden als Rotterdam en Antwerpen werden door de Geuzen geblokkeerd. Verder plunderden ze dorpen en steden aan het water.
Willem van Oranje, in naam nog altijd stadhouder, voorzag de Watergeuzen van kaperbrieven, waardoor hun piraterij een soort legale onderneming werd. Het geld dat ze met de kaapvaart veroverden, was eigenlijk bedoeld om de strijd tegen Alva mee te financieren. De Geuzen trokken zich echter vaak niets van die afspraak aan en keken ook niet altijd even goed of een geplunderd schip wel van de Spaanse vijand was… Willem had ze niet bepaald onder controle.
De Watergeuzen kregen voor het eerst echt bekendheid in de Slag bij Heiligerlee. Ze kaapten Hollandse schepen (die onder het bewind van Alva vielen) en zorgden voor bevoorrading van het leger. In juli 1568 kwam het tot een zeeslag op de Eems, waarbij de Spaans-Hollandse vloot werd verslagen door de Watergeuzen. Niemand kon nu nog om de Geuzen heen.

De Geuzen waren lange tijd welkom in de Engelse havens, omdat ook Engeland in oorlog was met Spanje. Begin 1572 besloot de Engelse koningin Elizabeth dat ze genoeg had van de piraterij van de Watergeuzen. Ze wilde een poging wagen om de verstandhouding met Filips II te verbeteren en daarom kon ze niet meer openlijk onderdak verlenen aan de Hollandse kapers. De Watergeuzen werden zonder pardon Engeland uitgezet. Zo verlieten ze onder leiding van de eerder genoemde Lumey en Blois van Treslong de haven van Dover met 25 schepen en ongeveer 1200 manschappen en voeren een tijd lang op de Noordzee rond. Door een storm kwamen ze eind maart terecht in de Maasmonding. Veerman Jan Coppelstock uit Den Briel zag de vloot van de Watergeuzen en besloot naar hen toe te roeien (hij kende Blois van Treslong, die uit Brielle afkomstig was). Of de heren Watergeuzen waren gekomen om Den Briel van de Spanjaarden te bevrijden, zo vroeg hij. Hoewel dat waarschijnlijk niet direct in de plannen van de Watergeuzen voorkwam, kwam Coppelstock met informatie die zo aantrekkelijk was, dat de Watergeuzen de verleiding niet konden weerstaan. Volgens de veerman was het Spaanse garnizoen op dat moment niet in de stad aanwezig en was er slechts een handvol Spaanse soldaten in de stad achtergebleven. Het zou dus geen enkele moeite moeten kosten om Den Briel in te nemen.
Toch reageerden de Geuzen voorzichtig, het was lastig te voorspellen of de bestuurders en inwoners van Den Briel de Geuzen ook daadwerkelijk als bevrijders zouden verwelkomen. Zo’n goede naam hadden de Watergeuzen immers niet, met dank aan hun plunderingen en wreedheden tegen katholieken. Blois van Treslong besloot een poging te wagen om de stad vreedzaam in te nemen. Hij gaf Coppelstock zijn zegelring mee met als opdracht die aan de burgemeester van Den Briel te overhandigen. Blois van Tresling hoopte dat de burgemeester de poorten vrijwillig open zou willen doen als hij wist dat zijn oud-stadgenoot ervoor stond. Coppelstock bracht de boodschap over aan de burgemeester. Die wilde weten hoeveel Geuzen er eigenlijk waren. Coppelstock had geen flauw idee, dus hij gokte maar wat: vijfduizend. Lichtelijk overdreven. Hoewel de schrik de burgemeester Koekebakker (what’s in a name?) op het hart sloeg, wilde hij niet meewerken. Hij liet de bedenktijd van twee uur verstrijken. Koekebakker en het stadsbestuur waren bang dat de Geuzen zouden huishouden in de stad als ze eenmaal binnen waren. Die vrees was niet ongegrond, zo zou later blijken. Lumey nam vervolgens het initiatief om de stad dan maar met geweld in te nemen. Zonder Spaanse soldaten zou dat een fluitje van een cent moeten zijn. En dus gingen de Watergeuzen aan land en meldden voor de muren van Den Briel. In naam van Oranje, doe open die poort!’ zouden zij volgens de overlevering geroepen hebben. Maar de poort bleef dicht. De geuzen bestormden daarom de Noordpoort en wisten deze open te breken. Overigens gaat het verhaal dat de Zuidpoort wél open stond en dat Blois van Treslong met een groep Geuzen via die kant de stad binnen ging. Dat zou kunnen kloppen, want andere bronnen melden dat burgers en geestelijken via de zuidelijke poort massaal op de vlucht sloegen toen ze vernamen dat de Geuzen eraan kwamen. Maar dat terzijde. Eenmaal in de stad volgden enkele korte gevechten met de Spaanse soldaten, maar die hadden niets in te brengen tegen de overmacht. De stad was voor de Geuzen! De Watergeuzen sloegen onmiddellijk aan het plunderen in de huizen van de katholieke inwoners. Blois van Treslong wist Lumey er met de nodige moeite van te overtuigen om de stad niet in brand te steken (zoals ze meestal deden), maar om Den Briel bezet te houden in naam van prins Willem van Oranje en de Opstand. Lumey stemde hier uiteindelijk mee in. De Geuzen namen de macht in de stad over en tot 1585 zou de stad in handen van de opstandelingen blijven.

Alva reageerde nonchalant op het bericht dat Den Briel was gevallen. Hij vond het stadje niet de moeite waard om zich erg druk over te maken. Voor de IJzeren Hertog kwam het verlies van Vlissingen 5 dagen later als een veel hardere klap aan. Maar Alva onderschatte het belang van de inname van Den Briel behoorlijk. Deze gebeurtenis was namelijk het startsein voor een uitgebreide Geuzenopstand, die zich snel verspreidde door Holland en Zeeland. De ene na de andere stad werd door de Geuzen ingenomen, of sloot zich vrijwillig aan bij de Opstand. Alleen Amsterdam, Goes en Middelburg steunden de opstand niet.
Met Den Briel, Vlissingen en later Enkhuizen hadden de watergeuzen de controle over de belangrijke handelsroutes. Bovendien hadden ze nu een aantal uitvalsbases en werden ze gefinancierd vanuit deze steden. Het verlies van ‘zijn bril’ was voor Alva dus het begin van het einde. Na nog enkele nederlagen diende Alva in 1573 zijn ontslag in.

Hoewel de oorlog nog lang niet voorbij was (pas in 1648 zou er definitief vrede worden gesloten met Spanje), was de inbreng van de Watergeuzen dus van groot belang. Zij bliezen de Opstand leven in, nadat de invasiepogingen van Willem van Oranje en zijn broers mislukt waren. De Watergeuzen speelden daarnaast een belangrijke rol bij andere beroemde verhalen uit de 80-jarige oorlog, zoals het ontzet van Leiden en Alkmaar. Ook veroverden ze de belangrijke stad Middelburg, die zich niet vrijwillig aan wilde sluiten en wonnen ze menig zeeslag met de Spaanse vloot.
De Watergeuzen zorgden echter niet alleen voor heldenverhalen. Veel van hen koesterden een diepe wrok ten opzichte van de katholieken. Op grote schaal werden katholieke burgers en geestelijken mishandeld en vermoord en werden kloosters geplunderd. Dergelijke uitwassen bezorgden de Geuzen vaak een slechte naam en zorgden ervoor dat veel steden toch wat huiverig waren om hen toe te laten.
Lumey werd door Willem van Oranje zelfs ontslagen, omdat hij negentien geestelijken uit het veroverde Gorinchem naar Den Briel liet brengen en daar liet martelen en doden. En dat  terwijl de inwoners van die stad geloofsvrijheid was beloofd. De slachtoffers zouden de geschiedenis in gaan als de 'Martelaren van Gorcum'. En Lumey’s rol was uitgespeeld.

De verovering van Den Briel luidde ook indirect het einde in voor de Watergeuzen. Nu de ene na de andere stad zich aan de zijde van de opstandelingen schaarde, was er ook veel minder reden voor de kaapvaart. Willem van Oranje trok de kaperbrieven terug en liet de Geuzenaanvoerders, met wisselend succes, voor de Staten (bestuurders) van Holland en Zeeland werken. Zo hoopte hij ze een beetje onder de duim te kunnen houden. Andere Geuzen keerden terug naar hun inmiddels bevrijde woonplaats. Tot ongeveer 1575 waren de Watergeuzen nog actief, daarna verdwenen ze van het toneel. Willem van Oranje nam de leiding over de Opstand over.
Maar vergeten zijn ze nog altijd niet. De naam Geuzen staat voor altijd synoniem aan vrijheidsstrijders. Al ruim 25 jaar wordt ieder jaar een ‘Geuzenpenning’ uitgereikt aan een persoon of organisatie die zich heeft onderscheiden in de strijd voor democratie en tegen onderdrukking, racisme en discriminatie. In Brielle vind je nog overal verwijzingen naar de Geuzen én worden ze jaarlijks nog  herdacht waarbij de inname van de stad wordt nagespeeld. Living history op z’n best. 

En zo slenter ik rond door de stad die velen alleen kennen uit de geschiedenislessen. Eindelijk heb ik er een beeld bij gekregen. Terwijl ik naar de Noordpoort loop komt er een oud-Hollands liedje in mijn hoofd op: ‘In naam van Oranje, doe open de poort!'. Zachtjes neuriënd verlaat ik de stad die nog altijd vol muziek en ander vermaak is. Op naar een nieuw verhaal.

In naam van Oranje, doe open de poort!
De watergeus ligt aan de wal:
De vlootvoogd der Geuzen, hij maakt geen akkoord
Hij vordert Den Briel of uw val
Dat is het bevel van Lumey op mijn eer
En burgers, hier baat nu geen tegenstand meer,
De watergeus komt om Den Briel! (BIS)

De vloot is met vijfduizend koppen bemand,
De mannen zijn kloek en vol vuur.
Een ogenblik nog en zij stappen aan land,
Zij wachten bericht binnen 't uur;
Gij moogt dus niet dralen, doet open die poort,
Dan nemen de Geuzen terstond zonder moord
Bezit van de vesting Den Briel! (BIS)

Komt, geeft de verzek'ring, 'k moet spoedig terug
De klok heeft het uur reeds gemeld.
Ik zeg 't U, geeft gij mij de sleutels niet vlug
Dan is reeds uw vonnis geveld.
De wakkere Geuzen staan tandenknarsend daar.
Zij wetten hun zwaarden en maken zich klaar.
En zweren: "Den dood of Den Briel!" (BIS)

Hier dringt men naar buiten, daar schuilt men bijeen
En spreekt over Koppelstocks last:
"De stad in hun handen of anders de dood"
't Besluit tot het eerste staat vast!
Maar nauw'lijks is hiermee de veerman gevleid,
Of Simon de Rijck heeft de poort gerammeid
En zo kwam de Geus in Den Briel! (BIS)


Voor wie meer wil weten over de Watergeuzen: het Historisch Museum Den Briel heeft haar tentoonstelling gewijd aan de Tachtigjarige Oorlog en vertelt uiteraard over de gebeurtenissen op 1 april 1572. Jaarlijks is er ook een herdenking op 1 april, om een indruk te krijgen kan je een filmpje bekijken op https://www.youtube.com/watch?v=1sB_wtLx050&feature=related. 
Een vlot geschreven geschiedenis van de eerste jaren van de 80-jarig oorlog is te vinden in ‘Kleine geschiedenis van Nederland: De tijd van ontdekkers en hervormers’ door Arie Wiltschut. Het standaardwerk ‘De last van veel geluk’ van A.Th. van Deursen is een van de beste boeken over de Opstand en de Gouden Eeuw. Marcel Tetrode heeft op zijn website veel informatie over de Tachtigjarige Oorlog en de Watergeuzen verzameld (http://members.home.nl/tetrode/).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten