Terwijl ik
op een bewolkte zomerdag over een oud jaagpad langs de Hollandse IJssel loop,
voelde ik me even het ‘Sinjoorke’ uit het boek Stad in de Storm van Thea Beckman, als kind een van mijn favoriete
schrijvers. Het ‘Sinjoorke’, oftewel Joris Niemandszoon, was in dat verhaal de jager
(bestuurder) van de trekschuit die heen en weer voer over de Hollandse IJssel
tussen Utrecht en Rotterdam. Nu is de Hollandse IJssel een weliswaar pittoresk
maar onbeduidend riviertje, maar destijds was het een belangrijke
verbindingsweg tussen Utrecht en de randstad.
Terwijl ik
door het gras langs de kade van de rivier ploeg, probeer ik me voor te stellen
hoe het er 350 jaar geleden moet zijn geweest: de platte trekschuit in de
rivier met aan boord gezellig kletsende, rokende of kaartende passagiers; een
sterk paard dat langs de oever over het jaagpad liep en de schuit in een traag
tempo over de Hollandse IJssel trok, aangespoord door het ‘Sinjoorke’. In het
begin van Stad in de storm was Joris
Niemandszoon op weg van Utrecht naar Oudewater toen de hoofdpersoon van het
boek hem ontmoette. Zelf loop ik iets verder op de route van de trekschuit, ik
wandel namelijk van het pittoreske Oudewater (bekend van de heksenwaag) naar
Haastrecht. Het oude jaagpad is niet veel meer dan een smalle doorgang tussen
de planten, nu ook nog eens behoorlijk blubberig door de vele regenval van de
afgelopen weken. Onderweg is het heel rustig. Af en toe komt er eens een bootje
voorbij varen, ik kom een echtpaar met hond tegen én een verdwaalde ruiter,
maar dan zonder trekschuit eraan vast. Ik kan me bijna niet voorstellen dat dit
verwilderde pad ooit een belangrijke verkeersader is geweest.
Ongeveer
halverwege de weg naar Haastrecht kom ik terecht in het gehucht Hekendorp. Daar
stuit ik op de Goejanverwellesluis. Het is niet meer dan een kleine schutsluis
in de Hollandse IJssel, genoemd naar het buurtschap Goejanverwelle dat
tegenwoordig bij Oudewater hoort. Dit buurtschap dankt haar naam aan de 15e
eeuwse landeigenaar Goe Jan Verwelle, althans volgens de meest aannemelijke verklaring.
Het is een plek waar ik waarschijnlijk nooit van m’n leven aandacht aan zou
hebben besteed of zelfs maar zou zijn gekomen, ware het niet dat er hier in
1787 (ruim een eeuw nadat het Sinjoorke er met de trekschuit langs kwam) een
historische gebeurtenis plaats heeft gevonden. Tenminste, dat is wat er in de
meeste geschiedenisboeken vermeld staat. In werkelijkheid speelde het belangrijkste
deel van verhaal dat ik uiteraard zo ga vertellen zich een eindje verderop af,
vlak voor Haastrecht aan de Vlist (een zijriviertje van de Hollandse IJssel).
Die plek heb ik uiteraard ook even bezocht, maar laat ik maar net doen alsof de
Goejanverwellesluis toch echt het stralend middelpunt vormde van een verhaal
uit een revolutionaire tijd: de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen.
We gaan
een flink eind terug in de tijd, naar 1787, en komen midden in een politiek
zeer onrustige tijd terecht. Niet alleen in de Republiek (zoals Nederland op
dat moment genoemd werd), maar in heel Europa. Onder invloed van de Verlichting
werd het volk in vele landen opstandig en nam het de wapens op tegen de rijke,
allesbepalende bovenlaag van de samenleving (de koning en de hoge adel). Het
was de tijd van de patriotten: de vaderlandslievende burgers die naar eigen
zeggen in tegenstelling tot de heersende kliek wél het beste voor hadden met
het vaderland. Zij streden voor gelijkheid van alle mensen en meer politieke
inspraak voor het volk. In Amerika hadden de Verenigde Staten zich zo’n 10 jaar
daarvoor onafhankelijk verklaard en vrijgevochten van Engeland. Daarmee waren
zij hét voorbeeld van geslaagd patriottisme. En in Frankrijk zou het
patriottisme in 1789 leiden tot de bloedige Franse Revolutie, waarbij koning
Lodewijk XVI werd afgezet en zijn hoofd verloor onder de guillotine.
In
tegenstelling tot de meeste Europese landen had de Republiek geen koning of
koningin die het land regeerde. In de 16e eeuw had men besloten dat
men niets meer te maken wilde hebben met de Spaanse koning die op dat moment de
baas was in ons land. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd
uitgeroepen en zou geregeerd gaan worden door een verzameling
volksvertegenwoordigers, de Staten-Generaal. Toch ontstond er in de Republiek
een soort van vorstelijk leider, die ‘stadhouder’ werd genoemd. Het waren de
nazaten van Willem van Oranje, leider van de Opstand tegen de Spaanse koning,
die deze functie bekleedden. De stadhouder was op de eerste plaats aanvoerder
van het leger, maar was ook het politiek tegenwicht voor de regenten die de
Republiek bestuurde. Het gewone volk had vaak niets op met de rijke bovenlaag
van regenten, waardoor de Oranje-stadhouders op veel bijval uit het ‘gepeupel’ kon
rekenen. De stadhouder zou er wel voor zorgen dat de regenten niet alleen maar
aan zichzelf dachten. De stadhouders Willem IV en Willem V zouden echter niet
veel veranderen aan de macht van de regenten en hadden eigenlijk maar weinig
oog voor de belangen van het gewone volk. Daarmee legden ze de kiem voor het ontstaan
van de patriottenbeweging in de Republiek.
Eerst maar
eens naar die Willem V kijken. In 1751 overleed stadhouder Willem IV, die
altijd een zwakke gezondheid had gehad. Omdat het stadhouderschap inmiddels
erfelijk was verklaard voor de Oranje-Nassaus, zou zijn zoon Willem V hem op
moeten volgen. Er was echter een klein probleem: Willem V was pas drie jaar
oud. Tot hij meerderjarig was moest er een regent voor hem de Republiek
besturen. Eerst nam Willems moeder Anna van Hannover de honneurs voor hem waar
en na haar dood in 1759 was het de Duitse hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel,
ooit al vertrouweling van Willem IV, die als ‘besturend voogd’ op mocht treden.
‘De Dikke Hertog’, zo luidde de bijnaam van Brunswijk, die niet bijster geliefd
was bij het volk. In 1766 werd Willem dan eindelijk meerderjarig verklaard en
mocht hij zelf de touwtjes in handen nemen. Daar was Willem echter niet
onverdeeld enthousiast over. Hij had een zeer weifelachtig en weinig
krachtdadig karakter en had ook niet bepaald de ambitie om stadhouder te zijn. De
kersverse stadhouder stelde daarom Brunswijk, die hij zag als zijn tweede
vader, aan als raadsman. En tekende in het geheim een akte waarin de hertog
weliswaar de belangrijkste adviseur van de prins zou blijven, maar nooit
verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld voor welk besluit dan ook. Als er
iets mis zou gaan, zou de stadhouder alle blaam krijgen en kon Brunswijk zijn
handen in onschuld wassen. Zo maakte de Dikke Hertog slim misbruik van de onzekerheid
(en onkundigheid?) van zijn protegé. Naast de hertog van Brunswijk kwam er nog
iemand in de directe omgeving van Willem die veel invloed uit zou oefenen op
zijn politiek. In 1767 trouwde hij namelijk met Wilhelmina van Pruisen, de zus
van de toekomstige koning van Pruisen, Frederik Willem. Deze pittige,
doortastende dame die blaakte van het zelfvertrouwen moest tegenwicht gaan
bieden aan het eeuwige getwijfel van Willem. En deze Wilhelmina is de
eigenlijke hoofdrolspeler van het verhaal over Goejanverwellesluis.
Dat
verhaal begint in 1781. In de nacht van 25 op 26 september 1781 werd er in de
grote steden vanuit geblindeerde koetsen een anoniem pamflet verspreid getiteld
“Aan het Volk van Nederland”. Duidelijk
geschreven door een patriot. Het pamflet kondigde een zeer moeilijke tijd voor
Willem V aan. De Republiek was door wapensmokkel naar de opstandige kolonisten
in Amerika weer eens in oorlog geraakt met Engeland. En deze Vierde Engelse
Oorlog verliep rampzalig voor de Republiek, de ooit zo befaamde Nederlandse
marine moest zijn meerdere erkennen in de Engelsen. En dat had grote
economische gevolgen voor het land: de kust werd geblokkeerd en de Nederlandse
handelsvloot kreeg stevige klappen te verwerken. In het beruchte pamflet kregen
de stadhouder en diens adviseurs de schuld in de schoenen geschoven van zo’n
beetje alles wat er maar mis ging in de Republiek. En dat terwijl de prins en
Brunswijk zoveel mogelijk hadden getracht Engeland te vriend te houden (zij
waren van mening dat de Republiek niet tegen de Engelsen opgewassen zou zijn)
en juist de Amerika-gezinde patriotten enthousiast waren over een oorlog tegen
de Engelse koning…
De Oranjes,
maar ook de regenten, werden in het pamflet afgeschilderd als een groep
despoten, die er alles aan deden om het volk hun vrijheden af te pakken. Ook het
privé-leven van Willem V werd openlijk bekritiseerd (onder andere openbare
dronkenschap en een verhouding met een adellijke dame komen aan bod). De
anonieme auteur riep op tot grootscheepse hervormingen: het volk van de
republiek moest haar lot maar eens in eigen hand nemen en zich ontdoen van de
stadhouder! Het pamflet werd onmiddellijk verboden, maar desondanks verschenen
er meerdere herdrukken en werd het door velen gelezen. Terecht was men bevreesd
dat het pamflet de aanzet zou zijn tot onlusten en oproer… Voor de
patriottenbeweging was “Aan het volk van
Nederland” een soort van Bijbel, die leidend zou worden voor hun strijd
tegen de prinsgezinden. Een burgeroorlog was in de maak. Zo werd in het pamflet
het volk opgeroepen om zich te bewapenen. En dat gebeurde ook. Op steeds meer
plaatsen verschenen de zogenaamde vrijkorpsen, genootschappen van gewapende
burgers die eigen uniformen ontwierpen en samen exerceerden. Zij vormden het
tegenwicht voor het leger en de plaatselijke schutterijen, die achter de prins
stonden. De verschillende vrijkorpsen kwamen bijeen voor landelijk overleg en
vormde zo als het ware een patriotse politieke partij. In diverse steden werden
prinsgezinde regenten vervangen door patriotten, al dan niet onder dreiging van
de daar aanwezige vrijkorpsen. Daar waar de patriotten aan de macht kwamen,
werden vaak alle oranje-uitingen verboden: het dragen van oranje kleding of
lintjes, het drinken van oranjebitter, et cetera. Opstootjes tussen oranjegezinden
(vooral afkomstig uit de laagste klassen van de samenleving) en patriotten
kwamen overal voor, het land was verdeeld.
Willem
leek zijn grip op het volk en het bestuur van zijn land te verliezen. In 1784
raakte de stadhouder ook nog eens een belangrijke bondgenoot en adviseur kwijt.
De patriotse pers kwam achter de geheime akte die Brunswijk macht maar geen
verantwoordelijkheid gaf. Het gevolg was dat de impopulaire hertog linea recta
het land uit werd gezet. De patriotten stelden vervolgens voor om een raad in
te stellen die Willem zou ondersteunen bij het bestuur van de Republiek. Zijn
vrouw Wilhelmina mocht ook deel uitmaken van deze raad. Maar Willem deed waar
hij goed in was: aarzelen. Het bleek de laatste kans die patriotten de
stadhouder wilden geven om samen het bestuur van het land te regelen. Het
uitblijven van een beslissing zorgde ervoor dat de patriotten dan zelf maar het
heft in handen namen.
Op 4
september 1785 barstte de bom. Op deze zondag hield de stadhouder zoals gebruikelijk
’s middags inspectie van de wacht op het Plein in Den Haag. Vrijkorpsen uit de
omgeving hadden deze dag aangegrepen om de inspectie te bezoeken en daar wat
olie op het vuur te gooien. De aanwezigheid van de vrijkorpsen leidde inderdaad
tot gewelddadige rellen, omdat oranjegezinden het niet pikten dat de
provocerende patriotten hun stadhouder aan het uitschelden waren. En wie kreeg
de schuld van de rellen? Juist, Willem V. Hij, als aanvoerder van het leger,
had direct in moeten grijpen toen er een vijandigheden ontstonden. Blijkbaar
kon de stadhouder al niet eens de orde handhaven in de hofstad, hoe moest hij
dan het leger leiden in landelijke aangelegenheden? De Staten van Holland, met
daarin overwegend patriotse regenten, greep de gelegenheid aan om zelf het
commando over het leger over te nemen. Deze beslissing leidde tot een
woede-aanval bij Willem, die zijn spullen pakte en een paar dagen later (op 15
september) Den Haag verliet.
Via
Friesland en paleis Het Loo kwam Willem met zijn gezin en hofhouding in 1786 uiteindelijk
terecht in Nijmegen. Daar nam hij zijn intrek in het Valkhof, een betrouwbare,
veilige middeleeuwse burcht. De keuze voor Nijmegen was niet toevallig: niet
alleen was de provincie Gelderland oranjegezind, de stad lag daarnaast dichtbij
de grens met het westelijk deel van Pruisen. Mocht de grond de stadhouder te
heet onder de voeten worden, dan kon hij snel vluchten naar het land waar zijn
zwager Frederik Willem inmiddels koning was geworden.
In
Nijmegen toonde Willem voor het eerst wat strijdlust. Hij stuurde zijn troepen
naar de Gelderse plaatsjes Hattem en Elburg, waar patriotten het bestuur van de
stad over hadden genomen. Die patriotten gingen er snel vandoor, maar de actie leidde
tot grote woede onder de patriotten overal in het land. In de jaren die volgden
bleef Willem waar hij was en bezag hij van een afstandje de burgeroorlog waar
de Republiek in terecht was gekomen. Want overal brak de strijd tussen
patriotten en oranjegezinden nu volop los. Prinsgezinde legers en vrijkorpsen
namen de wapens tegen elkaar op.
Uiteindelijk
werd het Willem dan toch te gortig en besloot hij dat het tijd werd om een
poging te wagen de touwtjes weer in handen te krijgen. De patriotten moesten
worden gestopt en de stadhouder moest zijn oude positie weer terugkrijgen. Maar
hoe? Halverwege 1787 leek de tijd rijp om terug te slaan. Willems adviseurs
raadden de stadhouder aan om terug te keren naar Den Haag en vanuit deze
verdeelde stad een contrarevolutie te ontketenen. Maar uiteraard had Willem
daar zelf zo zijn bedenkingen bij. Hij wilde alleen terugkeren naar Den Haag
als hij persoonlijk door de Staten van Holland uitgenodigd zou worden om terug
te keren. Uiteraard waren de Staten dat niet uit zichzelf van plan, dus die
moesten daarbij een duwtje in de rug krijgen. Wilhelmina bood haar man aan om
dat duwtje te gaan geven. Geërgerd door het getreuzel van haar echtgenoot wilde
zij wel naar Den Haag afreizen om daar het oranjegezinde deel van de Staten van
Holland over te halen om zogenaamd namens de hele Staten de Oranjeprins te
verzoeken om terug te keren. Een beetje vreemd, want ze waren in de minderheid,
maar waren die patriotten niet op onwettige wijze aan de macht gekomen?
Nog altijd
had Willem echter zo zijn bedenkingen. Daarom stuurde hij eerst een van zijn
vertrouwelingen, Gijsbert Karel van Hogendorp, naar Den Haag om de stemming
onder de oranjegezinde bestuurders te peilen. En die kwam terug met goed
nieuws: de orangisten hadden wel oren naar het plan van Wilhelmina. Nu ging de
stadhouder, hoewel waarschijnlijk nog altijd aarzelend, akkoord. Dat Wilhelmina
lef had blijkt wel uit het feit dat ze zonder militaire escorte op pad ging. Ze
ging op weg met slechts twee rijtuigen (met zes paarden per koets), met daarin enkele
hoogwaardigheidsbekleders uit de prinselijke hofhouding.
De reis
van Wilhelmina had eigenlijk geheim moeten blijven, om te voorkomen dat de
patriotten zich ermee zouden gaan bemoeien. Maar die waren ook niet van
gisteren. De komst van Van Hogendorp naar Den Haag was niet onopvallend
gebleven. En ook de voorbereidingen voor de reis wekten argwaan: overal langs
de route moesten paarden worden neergezet, zodat Wilhelmina de tocht in één dag
kon maken. En het waren veel paarden! Iemand die zoveel paarden nodig had om te
reizen, moest wel een belangrijk persoon zijn. Zou de stadhouder zelf van plan
zijn om op reis te gaan?
Al eerder
hadden de Hollandse patriotten uit voorzorg op de grens van Holland met Utrecht
en Gelderland een verdedigingslinie in gereedheid gebracht. Zij wilden
voorkomen dat de stadhouder ooit terug zou keren naar Holland.
De route
van Wilhelmina liep langs de Hollandse IJssel (daar waar ik zelf aan het
wandelen ben geweest) en zou zo langs Gouda gaan. Bij de Goejanverwellesluis
werd de grens bewaakt door het Goudse Vrijkorps ‘Eendracht maakt macht’, onder
leiding van Johan de Lange, heer van Wijngaarden en Ruigebroek. De
Goejanverwellesluis lag bij het piepkleine gehucht Hekendorp, net iets ten
oosten van Gouda. De sluis maakte onderdeel uit van de Hollandse Waterlinie en
zou bij een vijandelijke invasie gebruikt worden om het land onder water te
zetten en zo een vijandelijk doortocht naar Holland te voorkomen. Daarom werd
de sluis goed bewaakt door de patriotse vrijkorpsen. ‘Eendracht maakt macht’
was al eerder naar Hekendorp gekomen en had daar de naast de sluis gelegen
kaasboerderij van Adriaan Leeuwenhoek als hoofdkwartier in gebruik genomen.
Toen hen het bericht bereikte dat er een mysterieus maar voornaam
reisgezelschap vanuit Nijmegen onderweg was, besloot De Lange om deze reizigers
te gaan onderscheppen. In de vroege ochtend van 28 juni stuurde hij een groep
van 16 man onder leiding van kapitein Cornelis van Leeuwen op pad naar het
riviertje de Vlist, ergens tussen Schoonhoven en Haastrecht in. Sergeant Adam
Schouten (in het dagelijks leven een eenvoudige pijpmaker) ging met een deel
van de groep vooruit om een hinderlaag te leggen. Ze verborgen zich langs de
weg en riepen de hulp in van een boer, die een seintje zou geven als de
reizigers naderden. Dat seintje kwam in de loop van de middag.
Toen de
koetsen naderden, sprongen de patriotten tevoorschijn uit hun hinderlaag en
dwongen de rijtuigen tot stoppen. Sergeant Schouten vroeg de koetsier van het
voorste rijtuig wie hij vervoerde. Daarop volgde een lijst met namen en titels
van de inzittenden, maar dat het was voor Schouten onmogelijk om die allemaal
te onthouden. Daarom verzocht hij de koetsier om de namen op te schrijven. De
man op de bok was inmiddels zijn geduld echter al verloren en schreeuwde
woedend dat hij de hoogste officier wilde spreken. Daar wilde Schouten best aan
mee werken, maar dan niet op de manier die de koetsier waarschijnlijk bedoeld
had. Schouten schijnt gezegd te hebben: “U
kunt hier uitstappen en met mij meegaan, dan zal ik u bij mijn officier
brengen.” En zo geschiedde. Wilhelmina en haar gezelschap werden, lopend,
naar Van Leeuwen gebracht. Die liet blijken dat hij niet van plan was om de
reizigers zo maar door te laten. Maar ze mochten onder begeleiding van het
vrijkorps, stapvoets, verder rijden.
En zo werd
Wilhelmina uiteindelijk naar de kaasboerderij bij de Goejanverwellesluis
gebracht. Het moet een gespannen sfeer zijn geweest in de rijtuigen tijdens de
tocht van ongeveer een uur. Door wie waren ze aangehouden en wat waren ze met
hen van plan?
Bij de
sluis werden Wilhelmina en haar gezelschap opgewacht door ene Daniël van
Genderen. Die hielp hen met een pont over de Hollandse IJssel heen en
begeleidde hen naar de boerderij. Dat deed hij overigens met getrokken sabel,
wat tot afkeurende opmerkingen bij het prinselijk gezelschap leidde. Van
Genderen bood eten, drinken en rookwaren aan, maar Wilhelmina was niet van plan
hierop in te gaan en liet zelf eten en drinken uit haar koets komen. Na de
getrokken sabel beging de eenvoudige kleermaker Van Genderen weer een blunder:
terwijl de prinses zat te eten schoof hij doodgemoedereerd bij haar aan aan
tafel. Tegen elke hofetiquette in. Een (onbedoelde?) belediging voor de
Oranjes.
In het
hoofdkwartier van het vrijkorps wachtte De Lange ondertussen op orders van de
Staten van Holland. En die kwamen na enkele uren binnen: prinses Wilhelmina
kreeg geen toestemming om Holland binnen te gaan. Ze werd vriendelijk doch
dringend verzocht om te keren en terug te gaan naar Nijmegen. Wilhelmina zag in
dat ze zich in een kansloze positie bevond en reisde onverrichter zaken terug
naar Nijmegen. De missie was mislukt.
Maar
betekende dat dan ook het eind van de aspiraties van Willem V? Het antwoord is
nee. Willem kreeg namelijk hulp vanuit het oosten. Wilhelmina schreef een boze brief
aan haar geliefde broer Frederik Willem, waarin ze hem over de vernederende
aanhouding berichtte. De Pruisische koning eiste vervolgens schriftelijk
genoegdoening van de Staten van Holland, maar die kwam er niet. Frederik Willem
stuurde daarom een leger van zo’n 20.000 man naar de grens met de Republiek,
maar aarzelde om hen ook daadwerkelijk de grens over te sturen. De
oranjegezinden stelden ondertussen alles in het werk om de hele affaire
Goejanverwellesluis zo veel mogelijk op te blazen. Van alle kanten werd de
Pruisische koning Frederik Willem door hen bestookt met propaganda, smeekbeden en
verzoekschriften om zijn geliefde zuster te hulp te komen. Uiteindelijk liet
Frederik Willem zich overhalen. Op 13 september marcheerden de Pruisische
troepen het land binnen. De patriotten en hun vrijkorpsen zagen ook wel in dat
zij geen partij zouden zijn voor de goedgetrainde Pruisische soldaten en zij
sloegen in allerijl op de vlucht. Ongeveer 40.000 Nederlandse patriotten
vluchtten naar de Zuidelijke Nederlanden of naar Noord-Frankrijk. Een week na
de inval liet Willem V zich al weer toejuichen in Den Haag en nam hij alle
functies en taken weer op zich die hem door de patriotten waren afgenomen. Na
nog geen maand gaf tenslotte ook Amsterdam het verzet op en leek de tijd van de
patriotten voorbij. Willem zat weer in het pluche en alles kon weer zo worden
als het ooit was. Zijn kordate echtgenote en haar broer hadden het
stadhouderschap gered. Hoopte hij.
Als Willem
en Wilhelmina echter gedacht hadden van de patriotten af te zijn, dan vergisten
ze zich. De uitgeweken patriotten maakten al snel plannen om terug te slaan. De
Franse Revolutie van 1789, waarin Franse patriotten een einde maakten aan het
koningschap van Lodewijk XVI, speelde hen mooi in de kaart. De nieuwe Franse
regering vond namelijk dat de vrijheid, gelijkheid en broederschap die zij
propageerden ook moest gelden voor de andere onderdrukte landen in Europa. En
Frankrijk trok dan ook ten strijde tegen de andere grote Europese mogendheden.
De Nederlandse patriotten formeerden in 1792 een eigen Bataafs Legioen en
wisten na lang aandringen de Franse regering eindelijk zo ver te krijgen dat ze
ook de Republiek zouden aanvallen. Op 1 februari 1793 verklaarde Frankrijk de
oorlog aan Willem V. De Nederlandse bevolking werd opgeroepen om zich te
bevrijden van de stadhouder. Het Bataafse Legioen, gesteund door het Franse
leger onder leiding van generaal Pichegru, zou hen daar een handje bij komen
helpen. Dat bleek makkelijker gezegd dan gedaan, want de Hollandse Waterlinie
bleek een onneembaar obstakel voor de Fransen en patriotten. De bij oudere
generaties welbekende zin “Wat nu? zei
Pichegru” (mijn opa zei dat nog wel eens) vindt hier zijn oorsprong. Niet
voor het eerst in de geschiedenis leek het water Nederland te zullen gaan
redden. Maar toen kwam de winter 1794-1795 en die gaf het antwoord op de vraag
van Pichegru. In die winter was het namelijk zó koud, dat zelfs de grote
rivieren volledig dichtvroren. De Franse en Bataafse troepen konden over het
stevige ijs de waterlinie oversteken en Holland binnenglibberen en -glijden.
Willem begreep dat de Republiek nu geen schijn van kans meer had. En omdat de
oorlog vooral tegen hem persoonlijk gericht was, hoopte hij het land verder
leed te kunnen besparen door zelf in ballingschap te gaan. Op 18 januari 1795
ging hij in Scheveningen met zijn gezin aan boord van een vissersboot die hen
naar Engeland zou brengen. Volgens een ooggetuigen verslag was prinses
Wilhelmina hevig ontroerd bij het afscheid uit Den Haag.
Willem
keerde nooit meer terug naar zijn geboorteland, hij overleed in 1806 in
Brunswijk. Met de vlucht van de (laatste) stadhouder kwam er definitief een
eind aan de Republiek der Verenigde Nederlanden. Die werd in eerste instantie
omgedoopt tot de Bataafse Republiek, werd daarna het koninkrijk Holland (onder
koning Lodewijk Napoleon), vervolgens een Franse provincie om uiteindelijk het
Koninkrijk der Nederlanden te worden. Met de zoon van Willem V als eerste
koning (Willem I).
En
Wilhelmina, die onverschrokken vrouw die wel even naar Den Haag zou reizen om
de terugkeer van haar besluiteloze man naar de hofstad mogelijk te maken? In
1813 keerde zij terug naar Nederland, waar zij de trots mocht aanschouwen hoe
haar zoon Willem tot Soeverein Vorst werd gekroond. Ze bleef in Den Haag tot
aan haar dood in 1820. Willem I eerde de vrouw die ooit een dappere reis zag
stranden bij de Goejanverwellesluis door een munt te laten slaan met het
opschrift “Deplorat patria matrem”. Oftewel:
het vaderland betreurt zijn moeder.
Meer weten over Willem V en zijn strijd tegen de
patriotten? Goed toegankelijk zijn bijvoorbeeld het boek “De tijd van pruiken en
revoluties” van Arie Wiltschut en het magazine “De 25 dagen van Nederland, deel 13: 16 september
1781 – Pamflet ‘Aan het volk van Nederland’”