maandag 1 september 2014

Goejanverwellesluis: de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen (1787)



Terwijl ik op een bewolkte zomerdag over een oud jaagpad langs de Hollandse IJssel loop, voelde ik me even het ‘Sinjoorke’ uit het boek Stad in de Storm van Thea Beckman, als kind een van mijn favoriete schrijvers. Het ‘Sinjoorke’, oftewel Joris Niemandszoon, was in dat verhaal de jager (bestuurder) van de trekschuit die heen en weer voer over de Hollandse IJssel tussen Utrecht en Rotterdam. Nu is de Hollandse IJssel een weliswaar pittoresk maar onbeduidend riviertje, maar destijds was het een belangrijke verbindingsweg tussen Utrecht en de randstad.
Terwijl ik door het gras langs de kade van de rivier ploeg, probeer ik me voor te stellen hoe het er 350 jaar geleden moet zijn geweest: de platte trekschuit in de rivier met aan boord gezellig kletsende, rokende of kaartende passagiers; een sterk paard dat langs de oever over het jaagpad liep en de schuit in een traag tempo over de Hollandse IJssel trok, aangespoord door het ‘Sinjoorke’. In het begin van Stad in de storm was Joris Niemandszoon op weg van Utrecht naar Oudewater toen de hoofdpersoon van het boek hem ontmoette. Zelf loop ik iets verder op de route van de trekschuit, ik wandel namelijk van het pittoreske Oudewater (bekend van de heksenwaag) naar Haastrecht. Het oude jaagpad is niet veel meer dan een smalle doorgang tussen de planten, nu ook nog eens behoorlijk blubberig door de vele regenval van de afgelopen weken. Onderweg is het heel rustig. Af en toe komt er eens een bootje voorbij varen, ik kom een echtpaar met hond tegen én een verdwaalde ruiter, maar dan zonder trekschuit eraan vast. Ik kan me bijna niet voorstellen dat dit verwilderde pad ooit een belangrijke verkeersader is geweest.

Ongeveer halverwege de weg naar Haastrecht kom ik terecht in het gehucht Hekendorp. Daar stuit ik op de Goejanverwellesluis. Het is niet meer dan een kleine schutsluis in de Hollandse IJssel, genoemd naar het buurtschap Goejanverwelle dat tegenwoordig bij Oudewater hoort. Dit buurtschap dankt haar naam aan de 15e eeuwse landeigenaar Goe Jan Verwelle, althans volgens de meest aannemelijke verklaring. Het is een plek waar ik waarschijnlijk nooit van m’n leven aandacht aan zou hebben besteed of zelfs maar zou zijn gekomen, ware het niet dat er hier in 1787 (ruim een eeuw nadat het Sinjoorke er met de trekschuit langs kwam) een historische gebeurtenis plaats heeft gevonden. Tenminste, dat is wat er in de meeste geschiedenisboeken vermeld staat. In werkelijkheid speelde het belangrijkste deel van verhaal dat ik uiteraard zo ga vertellen zich een eindje verderop af, vlak voor Haastrecht aan de Vlist (een zijriviertje van de Hollandse IJssel). Die plek heb ik uiteraard ook even bezocht, maar laat ik maar net doen alsof de Goejanverwellesluis toch echt het stralend middelpunt vormde van een verhaal uit een revolutionaire tijd: de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen.

We gaan een flink eind terug in de tijd, naar 1787, en komen midden in een politiek zeer onrustige tijd terecht. Niet alleen in de Republiek (zoals Nederland op dat moment genoemd werd), maar in heel Europa. Onder invloed van de Verlichting werd het volk in vele landen opstandig en nam het de wapens op tegen de rijke, allesbepalende bovenlaag van de samenleving (de koning en de hoge adel). Het was de tijd van de patriotten: de vaderlandslievende burgers die naar eigen zeggen in tegenstelling tot de heersende kliek wél het beste voor hadden met het vaderland. Zij streden voor gelijkheid van alle mensen en meer politieke inspraak voor het volk. In Amerika hadden de Verenigde Staten zich zo’n 10 jaar daarvoor onafhankelijk verklaard en vrijgevochten van Engeland. Daarmee waren zij hét voorbeeld van geslaagd patriottisme. En in Frankrijk zou het patriottisme in 1789 leiden tot de bloedige Franse Revolutie, waarbij koning Lodewijk XVI werd afgezet en zijn hoofd verloor onder de guillotine.

In tegenstelling tot de meeste Europese landen had de Republiek geen koning of koningin die het land regeerde. In de 16e eeuw had men besloten dat men niets meer te maken wilde hebben met de Spaanse koning die op dat moment de baas was in ons land. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd uitgeroepen en zou geregeerd gaan worden door een verzameling volksvertegenwoordigers, de Staten-Generaal. Toch ontstond er in de Republiek een soort van vorstelijk leider, die ‘stadhouder’ werd genoemd. Het waren de nazaten van Willem van Oranje, leider van de Opstand tegen de Spaanse koning, die deze functie bekleedden. De stadhouder was op de eerste plaats aanvoerder van het leger, maar was ook het politiek tegenwicht voor de regenten die de Republiek bestuurde. Het gewone volk had vaak niets op met de rijke bovenlaag van regenten, waardoor de Oranje-stadhouders op veel bijval uit het ‘gepeupel’ kon rekenen. De stadhouder zou er wel voor zorgen dat de regenten niet alleen maar aan zichzelf dachten. De stadhouders Willem IV en Willem V zouden echter niet veel veranderen aan de macht van de regenten en hadden eigenlijk maar weinig oog voor de belangen van het gewone volk. Daarmee legden ze de kiem voor het ontstaan van de patriottenbeweging in de Republiek.

Eerst maar eens naar die Willem V kijken. In 1751 overleed stadhouder Willem IV, die altijd een zwakke gezondheid had gehad. Omdat het stadhouderschap inmiddels erfelijk was verklaard voor de Oranje-Nassaus, zou zijn zoon Willem V hem op moeten volgen. Er was echter een klein probleem: Willem V was pas drie jaar oud. Tot hij meerderjarig was moest er een regent voor hem de Republiek besturen. Eerst nam Willems moeder Anna van Hannover de honneurs voor hem waar en na haar dood in 1759 was het de Duitse hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel, ooit al vertrouweling van Willem IV, die als ‘besturend voogd’ op mocht treden. ‘De Dikke Hertog’, zo luidde de bijnaam van Brunswijk, die niet bijster geliefd was bij het volk. In 1766 werd Willem dan eindelijk meerderjarig verklaard en mocht hij zelf de touwtjes in handen nemen. Daar was Willem echter niet onverdeeld enthousiast over. Hij had een zeer weifelachtig en weinig krachtdadig karakter en had ook niet bepaald de ambitie om stadhouder te zijn. De kersverse stadhouder stelde daarom Brunswijk, die hij zag als zijn tweede vader, aan als raadsman. En tekende in het geheim een akte waarin de hertog weliswaar de belangrijkste adviseur van de prins zou blijven, maar nooit verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld voor welk besluit dan ook. Als er iets mis zou gaan, zou de stadhouder alle blaam krijgen en kon Brunswijk zijn handen in onschuld wassen. Zo maakte de Dikke Hertog slim misbruik van de onzekerheid (en onkundigheid?) van zijn protegé. Naast de hertog van Brunswijk kwam er nog iemand in de directe omgeving van Willem die veel invloed uit zou oefenen op zijn politiek. In 1767 trouwde hij namelijk met Wilhelmina van Pruisen, de zus van de toekomstige koning van Pruisen, Frederik Willem. Deze pittige, doortastende dame die blaakte van het zelfvertrouwen moest tegenwicht gaan bieden aan het eeuwige getwijfel van Willem. En deze Wilhelmina is de eigenlijke hoofdrolspeler van het verhaal over Goejanverwellesluis.

Dat verhaal begint in 1781. In de nacht van 25 op 26 september 1781 werd er in de grote steden vanuit geblindeerde koetsen een anoniem pamflet verspreid getiteld “Aan het Volk van Nederland”. Duidelijk geschreven door een patriot. Het pamflet kondigde een zeer moeilijke tijd voor Willem V aan. De Republiek was door wapensmokkel naar de opstandige kolonisten in Amerika weer eens in oorlog geraakt met Engeland. En deze Vierde Engelse Oorlog verliep rampzalig voor de Republiek, de ooit zo befaamde Nederlandse marine moest zijn meerdere erkennen in de Engelsen. En dat had grote economische gevolgen voor het land: de kust werd geblokkeerd en de Nederlandse handelsvloot kreeg stevige klappen te verwerken. In het beruchte pamflet kregen de stadhouder en diens adviseurs de schuld in de schoenen geschoven van zo’n beetje alles wat er maar mis ging in de Republiek. En dat terwijl de prins en Brunswijk zoveel mogelijk hadden getracht Engeland te vriend te houden (zij waren van mening dat de Republiek niet tegen de Engelsen opgewassen zou zijn) en juist de Amerika-gezinde patriotten enthousiast waren over een oorlog tegen de Engelse koning…
De Oranjes, maar ook de regenten, werden in het pamflet afgeschilderd als een groep despoten, die er alles aan deden om het volk hun vrijheden af te pakken. Ook het privé-leven van Willem V werd openlijk bekritiseerd (onder andere openbare dronkenschap en een verhouding met een adellijke dame komen aan bod). De anonieme auteur riep op tot grootscheepse hervormingen: het volk van de republiek moest haar lot maar eens in eigen hand nemen en zich ontdoen van de stadhouder! Het pamflet werd onmiddellijk verboden, maar desondanks verschenen er meerdere herdrukken en werd het door velen gelezen. Terecht was men bevreesd dat het pamflet de aanzet zou zijn tot onlusten en oproer… Voor de patriottenbeweging was “Aan het volk van Nederland” een soort van Bijbel, die leidend zou worden voor hun strijd tegen de prinsgezinden. Een burgeroorlog was in de maak. Zo werd in het pamflet het volk opgeroepen om zich te bewapenen. En dat gebeurde ook. Op steeds meer plaatsen verschenen de zogenaamde vrijkorpsen, genootschappen van gewapende burgers die eigen uniformen ontwierpen en samen exerceerden. Zij vormden het tegenwicht voor het leger en de plaatselijke schutterijen, die achter de prins stonden. De verschillende vrijkorpsen kwamen bijeen voor landelijk overleg en vormde zo als het ware een patriotse politieke partij. In diverse steden werden prinsgezinde regenten vervangen door patriotten, al dan niet onder dreiging van de daar aanwezige vrijkorpsen. Daar waar de patriotten aan de macht kwamen, werden vaak alle oranje-uitingen verboden: het dragen van oranje kleding of lintjes, het drinken van oranjebitter, et cetera. Opstootjes tussen oranjegezinden (vooral afkomstig uit de laagste klassen van de samenleving) en patriotten kwamen overal voor, het land was verdeeld.

Willem leek zijn grip op het volk en het bestuur van zijn land te verliezen. In 1784 raakte de stadhouder ook nog eens een belangrijke bondgenoot en adviseur kwijt. De patriotse pers kwam achter de geheime akte die Brunswijk macht maar geen verantwoordelijkheid gaf. Het gevolg was dat de impopulaire hertog linea recta het land uit werd gezet. De patriotten stelden vervolgens voor om een raad in te stellen die Willem zou ondersteunen bij het bestuur van de Republiek. Zijn vrouw Wilhelmina mocht ook deel uitmaken van deze raad. Maar Willem deed waar hij goed in was: aarzelen. Het bleek de laatste kans die patriotten de stadhouder wilden geven om samen het bestuur van het land te regelen. Het uitblijven van een beslissing zorgde ervoor dat de patriotten dan zelf maar het heft in handen namen.
Op 4 september 1785 barstte de bom. Op deze zondag hield de stadhouder zoals gebruikelijk ’s middags inspectie van de wacht op het Plein in Den Haag. Vrijkorpsen uit de omgeving hadden deze dag aangegrepen om de inspectie te bezoeken en daar wat olie op het vuur te gooien. De aanwezigheid van de vrijkorpsen leidde inderdaad tot gewelddadige rellen, omdat oranjegezinden het niet pikten dat de provocerende patriotten hun stadhouder aan het uitschelden waren. En wie kreeg de schuld van de rellen? Juist, Willem V. Hij, als aanvoerder van het leger, had direct in moeten grijpen toen er een vijandigheden ontstonden. Blijkbaar kon de stadhouder al niet eens de orde handhaven in de hofstad, hoe moest hij dan het leger leiden in landelijke aangelegenheden? De Staten van Holland, met daarin overwegend patriotse regenten, greep de gelegenheid aan om zelf het commando over het leger over te nemen. Deze beslissing leidde tot een woede-aanval bij Willem, die zijn spullen pakte en een paar dagen later (op 15 september) Den Haag verliet.

Via Friesland en paleis Het Loo kwam Willem met zijn gezin en hofhouding in 1786 uiteindelijk terecht in Nijmegen. Daar nam hij zijn intrek in het Valkhof, een betrouwbare, veilige middeleeuwse burcht. De keuze voor Nijmegen was niet toevallig: niet alleen was de provincie Gelderland oranjegezind, de stad lag daarnaast dichtbij de grens met het westelijk deel van Pruisen. Mocht de grond de stadhouder te heet onder de voeten worden, dan kon hij snel vluchten naar het land waar zijn zwager Frederik Willem inmiddels koning was geworden.
In Nijmegen toonde Willem voor het eerst wat strijdlust. Hij stuurde zijn troepen naar de Gelderse plaatsjes Hattem en Elburg, waar patriotten het bestuur van de stad over hadden genomen. Die patriotten gingen er snel vandoor, maar de actie leidde tot grote woede onder de patriotten overal in het land. In de jaren die volgden bleef Willem waar hij was en bezag hij van een afstandje de burgeroorlog waar de Republiek in terecht was gekomen. Want overal brak de strijd tussen patriotten en oranjegezinden nu volop los. Prinsgezinde legers en vrijkorpsen namen de wapens tegen elkaar op.

Uiteindelijk werd het Willem dan toch te gortig en besloot hij dat het tijd werd om een poging te wagen de touwtjes weer in handen te krijgen. De patriotten moesten worden gestopt en de stadhouder moest zijn oude positie weer terugkrijgen. Maar hoe? Halverwege 1787 leek de tijd rijp om terug te slaan. Willems adviseurs raadden de stadhouder aan om terug te keren naar Den Haag en vanuit deze verdeelde stad een contrarevolutie te ontketenen. Maar uiteraard had Willem daar zelf zo zijn bedenkingen bij. Hij wilde alleen terugkeren naar Den Haag als hij persoonlijk door de Staten van Holland uitgenodigd zou worden om terug te keren. Uiteraard waren de Staten dat niet uit zichzelf van plan, dus die moesten daarbij een duwtje in de rug krijgen. Wilhelmina bood haar man aan om dat duwtje te gaan geven. Geërgerd door het getreuzel van haar echtgenoot wilde zij wel naar Den Haag afreizen om daar het oranjegezinde deel van de Staten van Holland over te halen om zogenaamd namens de hele Staten de Oranjeprins te verzoeken om terug te keren. Een beetje vreemd, want ze waren in de minderheid, maar waren die patriotten niet op onwettige wijze aan de macht gekomen?
Nog altijd had Willem echter zo zijn bedenkingen. Daarom stuurde hij eerst een van zijn vertrouwelingen, Gijsbert Karel van Hogendorp, naar Den Haag om de stemming onder de oranjegezinde bestuurders te peilen. En die kwam terug met goed nieuws: de orangisten hadden wel oren naar het plan van Wilhelmina. Nu ging de stadhouder, hoewel waarschijnlijk nog altijd aarzelend, akkoord. Dat Wilhelmina lef had blijkt wel uit het feit dat ze zonder militaire escorte op pad ging. Ze ging op weg met slechts twee rijtuigen (met zes paarden per koets), met daarin enkele hoogwaardigheidsbekleders uit de prinselijke hofhouding.

De reis van Wilhelmina had eigenlijk geheim moeten blijven, om te voorkomen dat de patriotten zich ermee zouden gaan bemoeien. Maar die waren ook niet van gisteren. De komst van Van Hogendorp naar Den Haag was niet onopvallend gebleven. En ook de voorbereidingen voor de reis wekten argwaan: overal langs de route moesten paarden worden neergezet, zodat Wilhelmina de tocht in één dag kon maken. En het waren veel paarden! Iemand die zoveel paarden nodig had om te reizen, moest wel een belangrijk persoon zijn. Zou de stadhouder zelf van plan zijn om op reis te gaan?
Al eerder hadden de Hollandse patriotten uit voorzorg op de grens van Holland met Utrecht en Gelderland een verdedigingslinie in gereedheid gebracht. Zij wilden voorkomen dat de stadhouder ooit terug zou keren naar Holland.

De route van Wilhelmina liep langs de Hollandse IJssel (daar waar ik zelf aan het wandelen ben geweest) en zou zo langs Gouda gaan. Bij de Goejanverwellesluis werd de grens bewaakt door het Goudse Vrijkorps ‘Eendracht maakt macht’, onder leiding van Johan de Lange, heer van Wijngaarden en Ruigebroek. De Goejanverwellesluis lag bij het piepkleine gehucht Hekendorp, net iets ten oosten van Gouda. De sluis maakte onderdeel uit van de Hollandse Waterlinie en zou bij een vijandelijke invasie gebruikt worden om het land onder water te zetten en zo een vijandelijk doortocht naar Holland te voorkomen. Daarom werd de sluis goed bewaakt door de patriotse vrijkorpsen. ‘Eendracht maakt macht’ was al eerder naar Hekendorp gekomen en had daar de naast de sluis gelegen kaasboerderij van Adriaan Leeuwenhoek als hoofdkwartier in gebruik genomen. Toen hen het bericht bereikte dat er een mysterieus maar voornaam reisgezelschap vanuit Nijmegen onderweg was, besloot De Lange om deze reizigers te gaan onderscheppen. In de vroege ochtend van 28 juni stuurde hij een groep van 16 man onder leiding van kapitein Cornelis van Leeuwen op pad naar het riviertje de Vlist, ergens tussen Schoonhoven en Haastrecht in. Sergeant Adam Schouten (in het dagelijks leven een eenvoudige pijpmaker) ging met een deel van de groep vooruit om een hinderlaag te leggen. Ze verborgen zich langs de weg en riepen de hulp in van een boer, die een seintje zou geven als de reizigers naderden. Dat seintje kwam in de loop van de middag.

Toen de koetsen naderden, sprongen de patriotten tevoorschijn uit hun hinderlaag en dwongen de rijtuigen tot stoppen. Sergeant Schouten vroeg de koetsier van het voorste rijtuig wie hij vervoerde. Daarop volgde een lijst met namen en titels van de inzittenden, maar dat het was voor Schouten onmogelijk om die allemaal te onthouden. Daarom verzocht hij de koetsier om de namen op te schrijven. De man op de bok was inmiddels zijn geduld echter al verloren en schreeuwde woedend dat hij de hoogste officier wilde spreken. Daar wilde Schouten best aan mee werken, maar dan niet op de manier die de koetsier waarschijnlijk bedoeld had. Schouten schijnt gezegd te hebben: “U kunt hier uitstappen en met mij meegaan, dan zal ik u bij mijn officier brengen.” En zo geschiedde. Wilhelmina en haar gezelschap werden, lopend, naar Van Leeuwen gebracht. Die liet blijken dat hij niet van plan was om de reizigers zo maar door te laten. Maar ze mochten onder begeleiding van het vrijkorps, stapvoets, verder rijden.

En zo werd Wilhelmina uiteindelijk naar de kaasboerderij bij de Goejanverwellesluis gebracht. Het moet een gespannen sfeer zijn geweest in de rijtuigen tijdens de tocht van ongeveer een uur. Door wie waren ze aangehouden en wat waren ze met hen van plan?
Bij de sluis werden Wilhelmina en haar gezelschap opgewacht door ene Daniël van Genderen. Die hielp hen met een pont over de Hollandse IJssel heen en begeleidde hen naar de boerderij. Dat deed hij overigens met getrokken sabel, wat tot afkeurende opmerkingen bij het prinselijk gezelschap leidde. Van Genderen bood eten, drinken en rookwaren aan, maar Wilhelmina was niet van plan hierop in te gaan en liet zelf eten en drinken uit haar koets komen. Na de getrokken sabel beging de eenvoudige kleermaker Van Genderen weer een blunder: terwijl de prinses zat te eten schoof hij doodgemoedereerd bij haar aan aan tafel. Tegen elke hofetiquette in. Een (onbedoelde?) belediging voor de Oranjes.
In het hoofdkwartier van het vrijkorps wachtte De Lange ondertussen op orders van de Staten van Holland. En die kwamen na enkele uren binnen: prinses Wilhelmina kreeg geen toestemming om Holland binnen te gaan. Ze werd vriendelijk doch dringend verzocht om te keren en terug te gaan naar Nijmegen. Wilhelmina zag in dat ze zich in een kansloze positie bevond en reisde onverrichter zaken terug naar Nijmegen. De missie was mislukt.

Maar betekende dat dan ook het eind van de aspiraties van Willem V? Het antwoord is nee. Willem kreeg namelijk hulp vanuit het oosten. Wilhelmina schreef een boze brief aan haar geliefde broer Frederik Willem, waarin ze hem over de vernederende aanhouding berichtte. De Pruisische koning eiste vervolgens schriftelijk genoegdoening van de Staten van Holland, maar die kwam er niet. Frederik Willem stuurde daarom een leger van zo’n 20.000 man naar de grens met de Republiek, maar aarzelde om hen ook daadwerkelijk de grens over te sturen. De oranjegezinden stelden ondertussen alles in het werk om de hele affaire Goejanverwellesluis zo veel mogelijk op te blazen. Van alle kanten werd de Pruisische koning Frederik Willem door hen bestookt met propaganda, smeekbeden en verzoekschriften om zijn geliefde zuster te hulp te komen. Uiteindelijk liet Frederik Willem zich overhalen. Op 13 september marcheerden de Pruisische troepen het land binnen. De patriotten en hun vrijkorpsen zagen ook wel in dat zij geen partij zouden zijn voor de goedgetrainde Pruisische soldaten en zij sloegen in allerijl op de vlucht. Ongeveer 40.000 Nederlandse patriotten vluchtten naar de Zuidelijke Nederlanden of naar Noord-Frankrijk. Een week na de inval liet Willem V zich al weer toejuichen in Den Haag en nam hij alle functies en taken weer op zich die hem door de patriotten waren afgenomen. Na nog geen maand gaf tenslotte ook Amsterdam het verzet op en leek de tijd van de patriotten voorbij. Willem zat weer in het pluche en alles kon weer zo worden als het ooit was. Zijn kordate echtgenote en haar broer hadden het stadhouderschap gered. Hoopte hij.

Als Willem en Wilhelmina echter gedacht hadden van de patriotten af te zijn, dan vergisten ze zich. De uitgeweken patriotten maakten al snel plannen om terug te slaan. De Franse Revolutie van 1789, waarin Franse patriotten een einde maakten aan het koningschap van Lodewijk XVI, speelde hen mooi in de kaart. De nieuwe Franse regering vond namelijk dat de vrijheid, gelijkheid en broederschap die zij propageerden ook moest gelden voor de andere onderdrukte landen in Europa. En Frankrijk trok dan ook ten strijde tegen de andere grote Europese mogendheden. De Nederlandse patriotten formeerden in 1792 een eigen Bataafs Legioen en wisten na lang aandringen de Franse regering eindelijk zo ver te krijgen dat ze ook de Republiek zouden aanvallen. Op 1 februari 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Willem V. De Nederlandse bevolking werd opgeroepen om zich te bevrijden van de stadhouder. Het Bataafse Legioen, gesteund door het Franse leger onder leiding van generaal Pichegru, zou hen daar een handje bij komen helpen. Dat bleek makkelijker gezegd dan gedaan, want de Hollandse Waterlinie bleek een onneembaar obstakel voor de Fransen en patriotten. De bij oudere generaties welbekende zin “Wat nu? zei Pichegru” (mijn opa zei dat nog wel eens) vindt hier zijn oorsprong. Niet voor het eerst in de geschiedenis leek het water Nederland te zullen gaan redden. Maar toen kwam de winter 1794-1795 en die gaf het antwoord op de vraag van Pichegru. In die winter was het namelijk zó koud, dat zelfs de grote rivieren volledig dichtvroren. De Franse en Bataafse troepen konden over het stevige ijs de waterlinie oversteken en Holland binnenglibberen en -glijden. Willem begreep dat de Republiek nu geen schijn van kans meer had. En omdat de oorlog vooral tegen hem persoonlijk gericht was, hoopte hij het land verder leed te kunnen besparen door zelf in ballingschap te gaan. Op 18 januari 1795 ging hij in Scheveningen met zijn gezin aan boord van een vissersboot die hen naar Engeland zou brengen. Volgens een ooggetuigen verslag was prinses Wilhelmina hevig ontroerd bij het afscheid uit Den Haag.

Willem keerde nooit meer terug naar zijn geboorteland, hij overleed in 1806 in Brunswijk. Met de vlucht van de (laatste) stadhouder kwam er definitief een eind aan de Republiek der Verenigde Nederlanden. Die werd in eerste instantie omgedoopt tot de Bataafse Republiek, werd daarna het koninkrijk Holland (onder koning Lodewijk Napoleon), vervolgens een Franse provincie om uiteindelijk het Koninkrijk der Nederlanden te worden. Met de zoon van Willem V als eerste koning (Willem I).
En Wilhelmina, die onverschrokken vrouw die wel even naar Den Haag zou reizen om de terugkeer van haar besluiteloze man naar de hofstad mogelijk te maken? In 1813 keerde zij terug naar Nederland, waar zij de trots mocht aanschouwen hoe haar zoon Willem tot Soeverein Vorst werd gekroond. Ze bleef in Den Haag tot aan haar dood in 1820. Willem I eerde de vrouw die ooit een dappere reis zag stranden bij de Goejanverwellesluis door een munt te laten slaan met het opschrift “Deplorat patria matrem”. Oftewel: het vaderland betreurt zijn moeder.

Meer weten over Willem V en zijn strijd tegen de patriotten? Goed toegankelijk zijn bijvoorbeeld het boek “De tijd van pruiken en revoluties” van Arie Wiltschut en het magazine De 25 dagen van Nederland, deel 13: 16 september 1781 – Pamflet ‘Aan het volk van Nederland’”